is een van de oudste Christelijke gedichten uit Oudhoogduitse tijd. Het handschrift komt uit het klooster Wessobrunn in Beieren en stamt uit de 9de eeuw; het gedicht bestaat uit een 9-tal regels in stafrijm, die op de scheppingsgeschiedenis betrekking hebben, en een prozagebed.
Vermoedelijk is het gebed ca 800 ontstaan. Afgedrukt in Braune, Althochdeutsches Lesebuch (121952).