R.K. moraal-filosoof en staathuishoudkundige (Brig 8 Mei 1845 - Aken 10 Sept. 1931), trad in 1863 tot de Jezuïetenorde toe. In 1877, uit Duitsland door de Jezuïetenwet uitgewezen, ontving hij de priesterwijding.
Van 18791882 was hij werkzaam aan de redactie van Stimmen aus Maria- Laach, en werd daarna professor in de moraal-filosofie aan het Ignatiuscollege te Valkenburg. Zijn „Moralphilosophie”, op Thomistische grondslag, heeft lange tijd het ethisch denken onder de Katholieken beheerst.Bibl.: Die Aufgaben der Staatsgewalt und ihre Grenzen (1882) ; Die Sittenlehre des Darwinismus. Eine Kritik der Ethik Herbert Spencers (1885); Moralphilosophie (2 dln, 1890-1891; 6de dr. 1924; Philosophia moralis, 16de dr. 1932) ; Der Sozialismus (1890; 15de dr. 1925, vert, in de meeste Europ. talen) ; Das Privateigentum und seine Gegner (1892 en 1896); Durch Atheismus zum Anarchismus (1895; 2de dr., 1900) ; Religion und Moral (1900; 2de dr., 1904) ; Recht, Naturrecht und positives Recht (1901, 2de dr. 1909) ; Die Grundbegriffe des Strafrechts (1905); Die Katholische Weltanschauung (1907; de 2de dr. verscheen in 1909 onder de titel: Die Katholische Moral; 4de dr. 1914); Die Einheit des sittlichen Bewusstseins, 3 dln (1914).
