(Myosotis L. em. Hill), plantengeslacht uit de familie der Boraginaceeën met 40 soorten in de gematigde streken der Oude Wereld, i-jarige tot overblijvende kruiden met lange onbebladerde schichten, regelmatige trechtervormige bloempjes met 5 gele kroonschubben en in de kroonbuis besloten meeldraden en gladde vruchtjes.
In Ned. en België zijn 7 soorten, 3 met vrij grote bloemen, nl. Af. silvatica (Ehrh.) Hoffm., de Bosvergeet-mij-niet, kenbaar aan de afstaand behaarde kelk, M. scorpioides L.em. Hill (syn. palustris Lam.), de Moerasvergeet-mij-niet, met een kantige stengel, en Ai. caespitosa Sch., eveneens op natte grond groeiend, maar met een ronde stengel, en 4 met bloempjes van minder dan ½ cm middellijn: de algemene Af. arvensis (L) Hill. (syn. intermedia Link), kenbaar aan de lange vruchtsteeltjes, M. versicolor Sm., met eerst gele, later rode tot blauwe bloemen, en Af. collina Hoffm. (syn. hispida Schdl), een plant van zandgrond met open vruchtkelkjes, en de minder algemene, ook zandlievende, reeds in Apr. bloeiende Af. micrantha Pall. (syn. stricta Link of arenaria Schrad.), die bijna rechtopstaande vruchtstelen met gesloten vruchtkelkjes vertoont. In tuinen kweekt men vormen van Af. silvatica met donkerblauwe, blauwe, rosé en witte bloemen, vaak onder de naam Af. alpestris Hort., een paar vormen van de Moerasvergeet-mij-niet, zomede enige hybriden (z ook Omphalodes).