Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 06-08-2022

Varende luiden

betekenis & definitie

verzamelnaam voor de laatmiddeleeuwse onmaatschappelijken, waaronder men verschillende groepen kan onderscheiden, t.w. goliarden (nakomelingen van de vaganten), waartoe behoorden de zgn. Arnoutsbroeders (vagebonderende studenten), Everaertsbroeders (verlopen geestelijken) en Lutgaertszusters (weggelopen nonnen en begijnen), voorts speellieden en truwanten (beroepsbedelaars en -oplichters).

Men behoort de spotgilden, waarin de varende luiden verenigd waren, te onderscheiden van de narren- of zottengilden, welker leden slechts zotheid en pret nastreefden en die aanvankelijk uitsluitend tot de aanzienlijken behoorden, terwijl de varende luiden gewild of ongewild aan de zelfkant der maatschappij leefden en vaak op verachtelijke wijze aan de kost kwamen (als kunstenmaker, kwakzalver of bedelaar); z ook Blauwe schuit.Lit.: Th. Hampe, Die fahrenden Leute in d. deutschen Vergangenheit (Leipzig 1902); J. Bol te, Fahrende Leute in der Lit. des 15. und 16. Jahrhunderts (Berlin 1928); D. Th. Enklaar, Varende Luyden (Assen 1937); G. Knuvelder, Van zwervers en vagebonden. Opstellen over Middeleeuws uitschot (1948).

< >