is volgens het volksgeloof, vooral van de Slavische en Balkanvolken, de geest van een afgestorvene, die des nachts zijn graf verlaat om zich te voeden met het bloed dat hij uit een levende zuigt. Men tracht zich tegen hem te beschermen door de mond van de dode te bedekken, door hem in de kist allerlei dingen mede te geven om er zich mee bezig te houden, of door hem in zijn graf zijn hart met een paal te doorboren of het hoofd van de romp te scheiden.
Nog in de 2de helft van de 19de eeuw heeft dit bijgeloof in Duitsland tot lijkschennis en tot een aantal vampierprocessen geleid.Lit.: Stefan Hoek, Die Vampyrsagen u. ihre Verwertung i. d. deutschen Litt. (Berlin 1900); Montague Summers, The Vampire in Europe (1929).
