is het geding, dat bij wege van incident gevoerd wordt in een burgerlijk proces over de echtheid of valsheid van stukken (artt. 176-195 W.v.B.Rv.). Toen de wet door art. 1934 B.W. poogde het getuigenbewijs tegen een acte terug te dringen, bestond er een neiging de mogelijkheden der valsheidsprocedure te vergroten; daarna is het belang er van teruggelopen (zie H.R. 30 Nov. 1951, N.J. 1953 no 3, met noot van Ph.
A. N. Houwing).Lit.: Star Busmann, Hoofdst. v. burg. rechtsvord., nieuwe uitg. (1948), §§303-308; Scheltema, Ned. burg. bewijsrecht, blz. 350-356, 369-384.