is met de Opéra de enige vrijstaande schouwburg in Parijs. Het werd gebouwd toen ca 1770 het terrein waar het hôtel de Condé stond, vrijkwam, doordat de bewoner, prins Henri de Bourbon, in het Palais-Bourbon ging wonen (nu: Chambre des Députés).
Lodewijk XVI besliste (30 Juli 1773) dat een gedeelte van het terrein een schouwburg zou worden. De troep die Parijs bezat moest nl. zijn zaal in de rue des Fossés-Saint-Germain-des-Prés verlaten, omdat het gebouw te bouwvallig werd, en speelde reeds voorlopig in de schouwburgzaal van het Château des Tuileries. Bij nader besluit van 10 Aug. 1779 werd het tegenwoordige emplacement aangegeven, opdat de bezoekers van de Comédie Française een wandeling in de tuinen van het Luxembourg bij de hand zouden hebben. Het gebouw werd voltooid in 1782, onder leiding van de architecten Peyre en de Wailly; de beide poorten die het verbonden met de huizen rechts en links zijn sinds lang verdwenen. Het werd 9 Apr. van dat jaar geopend. Het heeft het Théâtre Français (les Comédiens du Roi), het Théâtre de la Nation (1789) en het Théâtre de l’Egalité (1794) gehuisvest; het werd in 1799 door brand verwoest.
In 1808 herbouwd onder de naam Théâtre de l’Impératrice, werd het voor de tweede keer door brand verwoest in 1818. In 1819 heropend onder de naam „Second Théâtre Français”, werd het door verschillende toneelgezelschappen bespeeld. Van 1841 af werd de exploitatie van het Odéon regelmatiger. O.a. Mlle Raucourt, Sageret, Duval, du petit Méré, Marck, Antoine, Cavault, Gémier, Abram hebben er de leiding gevoerd.Lit.: Max Aghion, Le Théâtre à Paris au XVIlle siècle (Paris 1926).