Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 06-08-2022

Tasmanië

betekenis & definitie

(Tasmania) is een eiland, door de Bassstraat gescheiden van Australië. Het is een voortzetting van Oost-Australië en beslaat met de omliggende eilanden een oppervlakte van 67 894 km2.

BODEMGESTELDHEID

In het Palaeozoicum afgezette sedimentgesteenten zijn soms bedekt met grote diabaasuitvloeiingen in het Krijt en bazaltdekken uit het Tertiair. Zij bepalen in hoofdzaak de plateauvorm der belangrijkste landschappen. Er zijn een viertal hoofdlandschappen te onderscheiden:

1. Het Centrale Plateau is in het N.W. het hoogst en bereikt daar ca 1200 m. Het daalt af naar het Derwentbekken. Bij dit deel behoren ook enkele geïsoleerde massieven: als Gradle Mountain (1545 m), Barn Bluflf, en in het Z. Wellington. Het oostelijke hoogland met de Pauls Dome bereikt een hoogte van ca 1100 m, het zuidelijk hoogland met Hartz Mountains bijna 1300 m. Het is een oud morenenlandschap, de meeste meren danken hun ontstaan aan de gletsjers. Het Great Lake (113 km) en het Lake Sorrell hebben betekenis voor hydroelectrische kracht.
2. Het N.O. Massief, dat door de South Esk Valley van het Centrale Hoogland is gescheiden, vormt in de Ben Lomond een klein hoogland met de Legge Peak (1527 m). Oude granietruggen duiken uit dit hoogland op.
3. De westelijke schiervlakte, uit oude gesteenten bestaande, is herhaaldelijk opgeheven. Hierdoor hebben de rivieren er met diepe cahondalen in gesneden (o.a. het 1000 m diepe dal van de King River) en is er van de eigenlijke schiervlakte niet veel meer overgebleven.
4. De kuststreek is overal uit de puinwaaiers der rivieren opgebouwd. Uit de meren komen de meeste rivieren, zoals de Derwent, de Tamar en de Gordon, die alle in de benedenloop, bevaarbaar zijn.

Het KLIMAAT is door de ligging op ca 420 Z.Br. betrekkelijk zacht, de gem. jaartemp. bedraagt te Hobart 12,5 gr. C., de Febr.-temp. 16,7 gr. G., de Julitemp. 7,6 gr. G. De nachtvorstkansen zijn toch voor het eiland betrekkelijk groot. De duur der nachtvorstperioden varieert van 6-9 maanden. De gemiddelde jaarlijkse regenhoeveelheid varieert van 2800 mm in het W. tot 500 in het O. De antarctische flora verbindt zich hier met de plantengroei van Z.O.-Australië. De westelijke bergketen, voor het grootste deel bestaand uit vlakke schiervlakteresten van 1000 m hoogte, is voor een deel met grasvlakten bedekt. Verder vindt men op de bergen dichte wouden.

BEVOLKING

De inwoners zijn van Britse afkomst; hun aantal bedraagt (1950) 279 386 (voor de vroegere inwoners Tasmaniërs). De bevolkingsdichtheid (4 per km2) en de klimaatgesteldheid maken dan ook, dat er voor immigranten in dit land nog wel ruimte is, al is er dan ook veel bergland, dat vestiging van betekenis uitsluit. 53 pct van de bevolking behoort tot de Anglicaanse Kerk, 15 pct tot de Rooms-Katholieke, 14 pct is Methodistisch en 7 pct Presbyteriaans. Het lager onderwijs is kosteloos; 9/10 der scholen zijn staatsscholen. Het middelbaar onderwijs wordt gegeven op een 7-tal staats„High Schools” en enige andere scholen. De Universiteit van Tasmanië (in 1890 gesticht) te Hobart heeft 660 studenten. Bijna 3/4 van het land is te bergachtig om anders dan voor bosbouw te worden gebruikt.

MIDDELEN VAN BESTAAN

Een groot deel van Tasmanië is bedekt met harde en zachte houtsoorten. De houtverwerking en de papierindustrie nemen snel in betekenis toe. Door het sterke reliëf en de grote regenval is het Westen niet geschikt voor landbouw, in het O. en N. heeft deze enige betekenis; men verbouwt tarwe, haver, erwten, aardappelen en hooi. Van grote betekenis is ook de fruitteelt (20 000 ha appelboomgaarden) die aanleiding geeft tot belangrijke fruitverwerkende industrie. De veeteelt levert vooral wol en boter.

Door de verscheidenheid aan ertsen in het W. is de mijnbouw belangrijk. In volgorde van de opbrengst in geld worden de volgende delfstoffen geëxploiteerd: zink, vooral bij Risdon waar het ook wordt verwerkt, lood (Mount Zeekan), koper (Mount Lyell), tin (Mount Bischoff), zilver (Mount Zeekan), steenkool (in het O.), goud, en kalksteen voor de hoogovens in Nieuw-Zuid-Wales.

De ontwikkeling van de industrie (metaal, papier, conserven) wordt bevorderd door de goedkope hydro-electrische kracht. Grote centrales heeft men behalve bij Waddamana en Shannon (beide uit het Great Lake) bij zijrivieren van de Derwent: de Tarraleahwerken. In 1948 leverden de agrarische bedrijven voor £11 ½ millioen, de industrie voor £16 millioen, de mijnbouw voor £ 4,4 millioen.

Door het gematigde klimaat en het natuurschoon trekt Tasmanië steeds meer toeristen, er zijn 50 natuurreservaten o.a. het bijna 1500 km2 grote Cradle Mountain-Lake St. Clair National Park. De rivieren zijn rijk aan forellen.

Geschiedenis

Het eiland werd op 24 Nov. 1642 ontdekt door Abel Tasman en ter ere van zijn opdrachtgever Anthony van Diemen, G.G. van Ned.-Indië, Van Diemensland (Vandiemensland) genoemd. James Cook bezocht het op zijn derde reis (1777), doch eerst tijdens een expeditie van George Bass en Flinders (1798/’99) werd vastgesteld dat het niet met Australië was verbonden. In 1803 werd met de kolonisatie begonnen (Engelse strafkolonie); de bewoners hielden zich vooral bezig met houtexploitatie. Na aanvankelijk tot Nieuw-Zuid-Wales te hebben behoord, werd het in 1825 een afzonderlijke kolonie. Nadat reeds in 1851 gedeeltelijk zelfbestuur was verleend, kreeg het in 1856 een eigen regering. Kort tevoren was ook de deportatie afgeschaft en in 1854 werd de naam in Tasmania veranderd (wegens de onaangename klank: Demonsland). Op 1 Jan. 1901 sloot het zich aan bij het Gemenebest Australië. Sinds 1923 (met korte onderbreking van 1928 tot 1934) heeft het land een Labourregering. Het Parlement bestaat uit een wetgevende raad van 19 leden en een vertegenwoordigend lichaam (House of Assembly) van 30 leden.

Lit.: S. H. Roberts, History of Australian Land Settlement (1924); W. D.Forsy th.Governor Arthur’s Convict System (1935); R. W. Giblin, The Early History of T., 2 dln (1928-1939); C. Barret, Isle of Mountains (London 1944); The Pocket Year Bookof T. (1948); L. Cerrutty, Handbook for T. (Hobart 1949); P. E. H. M. Verberne, Australië (1950).

Tasmaniërs

De oorspronkelijke, thans uitgestorven, bevolking van Tasmanië vormt nog steeds een niet opgelost probleem voor anthropologen, ethnologen en linguisten. Zonder twijfel behoorden de Tasmaniërs tot de oudste bewoners van de Zuidzee; ook waren zij niet vermengd met latere bevolkingslagen, een in die streken overigens niet voorkomend verschijnsel. Zij stonden op een zeer primitieve trap van ontwikkeling; zij waren verzamelaars van voedsel en jagers met speer en knots. Pijl en boog waren hun onbekend; zij gebruikten ruwe stenen werktuigen. Anthropologisch waren zij niet verwant met de Australische inboorlingen. Zij vertoonden negroïde kenmerken: spiraalsgewijs gekruld haar, prognathisch gelaat, zeer donkere huidskleur, vooruitstekende wenkbrauwen, brede neus en mond, laag voorhoofd, kleine ogen. De gemiddelde grootte van de man was 161 cm, van de vrouw 150 cm. Zij leefden in kleine groepen met een gekozen opperhoofd. Naar schatting in het begin van de 19de eeuw ca 8000 zielen tellend, werden zij na 1825 door de kolonisten en door troepen naar het binnenland gevluchte gestraften letterlijk afgeslacht. Tussen 1831 en 1836 werd een restant van 203 personen naar Flinder’s Island ten N. van Tasmanië overgebracht. In 1854 waren er nog 3 mannen, 11 vrouwen en 2 kinderen over, in 1865 stierf de laatste man, in 1877 te Londen de laatste vrouw. Volgens W. Schmidt, die de bewaard gebleven taalresten verzamelde, spraken de Tasmaniërs vijf talen, die tot één taalgroep behoorden; deze taalgroep vertoont nóch verwantschap met de Australische, noch met de Melanesische of Polynesische talen.

Lit.: J. B. Davis, On the Osteology and the Peculiarities of the Tasmanians (Haarlem 1874, Natuurk. verh. v. d. Holl. Mij v. Wet. 3de serie, II, 4); H. L. Roth en M. E. Butlex, The aborigenes of T., 3de dr. (Halifax 1914); W. Schmidt, Die Tasmanischen Sprachen (Utrecht 1952).

< >