Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 06-08-2022

Substraattheorie

betekenis & definitie

is de naam voor de verklaring van taalveranderingen die het gevolg van vermenging van verschillende volkselementen zouden zijn. Toen de Romeinen Gallië veroverden, hebben zij daar de Latijnse taal gebracht, die in de loop der volgende eeuwen door de gehele bevolking overgenomen werd.

Zo ontstond uit het Latijn het Frans. Dit wijkt sterk van het Italiaans af, hoewel deze taal uit hetzelfde Latijn voortgekomen is. Ter verklaring van dit verschil neemt men aan, dat de Galliërs wel is waar het Latijn als taal aangenomen, maar hun Keltische articulatiegewoonten behouden hebben ; onder invloed daarvan hebben de Latijnse phonemen een eigenaardige ontwikkeling doorgemaakt, zodat bijvoorbeeld de Latijnse u (= NL oe) tot de Franse u (= NI. uu) geworden is en de Latijnse explosivae, nasalen, / en gutturalen gepalataliseerd werden, welke palatalisatie in de 8ste eeuw tot staan kwam. In de 17de eeuw begint die opnieuw.A. Dauzat neemt aan, dat de oude, Keltische articulatiebasis zich toen opnieuw deed gelden en dat de Germaanse articulatiebasis, van de 8ste tot de 17de eeuw, de palatalisatie verhinderd heeft. Hij werkt dus met een Keltisch en een Germaans substraat. J. van Ginneken heeft ter verklaring van allerlei verschijnselen in de Nederlandse dialecten de werking van een Praeslavische articulatiebasis aangenomen. Hoewel de substraattheorie aantrekkelijke kanten heeft, is het bewijs er voor nog niet geleverd.

Lit.: A. Dauzat, Le substrat germanique dans l’évolution phonétique du Français (in: Mélanges Van Ginneken, 1937) ; J os. Schrijnen, Le substrat italique et l’étrusque (ibidem); J. van Ginneken, Ras en Taal (1935).

< >