vormen de orde Tubinares onder de Vogels, met de enige familie Procellariidae. De snavelbekleding bestaat uit verschillende delen, waarvan twee de neusgaten buisvormig omsluiten. De eerste teen is klein of ontbreekt, de overige tenen zijn door zwemvliezen verbonden.
Vleugels zeer lang. Het zijn uitgesproken zeevogels, die hun voedsel op zee zoeken en slechts op land komen om te broeden, wat in kolonies geschiedt, dikwijls op kleine eilanden. Het nest wordt bij sommige soorten op de grond gemaakt, andere broeden in holen. Bij de Albatrossen, Diomedea, is de onderarm bijzonder ontwikkeld, zodat dit deel van de vleugel zeer lang is, wat te pas komt bij de langdurige zweefvluchten, waarvoor deze vogels bekend zijn. Albatrossen komen vnl. in de oceanen van het zuidelijk halfrond voor, maar één soort leeft in het noordelijk deel van de Stille oceaan. De Noorse Stormvogel (Fulmarus), Engels: „Fulmar”, die het uiterlijk van een meeuw heeft, broedt o.a. op de Britse eilanden en bezoekt nu en dan de Nederlandse kust. Van de vele soorten Pijlstormvogels (Puffinus), die over alle oceanen verspreid zijn, zijn enkele soorten weleens op de Nederlandse kust waargenomen. Minder zeldzaam is het Stormvogeltje (Hydrobates pelagicus) en het aan zijn min of meer gevorkte staart kenbare Vale Stormvogeltje (Oceanodroma leucorrhoa), die, vooral na stormen, tot in het binnenland kunnen verdwalen.PROF. DR L. F. DE BEAUFORT.