Westduitse stad in het Land Noordrijnland-Westfalen met (1952) 154.000 inw. (1939: 140.470; 1945: 108.000), v. w. 63 pct Evang., 23 pct R.K. en 14 pct andersdenkenden, op 216 m hoogte in het Bergische heuvelland, niet ver van de Wupper gelegen, is een kruispunt van spoorwegen aan de lijn Keulen - Wuppertal. Het is een belangrijke industriestad en had in de Middeleeuwen reeds een aanzienlijke fabricage van ijzer- en staalwaren, vooral van degen- en sabelklingen, later, vooral sedert de 18de eeuw door de immigratie van Protestanten, ook van alle soorten messen, vorken, heelkundige instrumenten en scharen, die over de gehele wereld worden verkocht.
Voorts zijn er o.m. ijzergieterijen, fabrieken van patroontassen, schermhelmen, schroeven, rijwielonderdelen, brandkasten, scheerriemen en sigaren. Er zijn ook een vakschool voor de staalwarenindustrie en een Kamer van Koophandel. In Wereldoorlog II werd de oude binnenstad in Nov. 1944 door twee luchtaanvallen nagenoeg verwoest. Het aantal gebouwen en woningen (1939 = 100 pct) bedroeg in 1945: 86 pct, in 1952 101 resp. 98 pct.