is een van de Kleine Soenda-eilanden, gelegen tussen Lombok en Flores. Het eiland wordt ingenomen door de sultanaten Soembawa, Dompoe en Bima en zal thans op een oppervlakte van 15.400 km2 ca 380.000 inw. tellen.
Soembawa heeft een grillige vorm; talloze baaien, w.o. de Saleh-baai de grootste is, dringen diep het land binnen. Op het schiereiland Sanggar ligt de vulkaan Tambora (2851 m), die in 1815 een grote uitbarsting had, welke aan duizenden mensen het leven kostte en waarvan de sporen nog in het landschapsbeeld zijn waar te nemen (verlaten sawahcomplexen die thans weideterreinen zijn). De vegetatie kan een parklandschap genoemd worden en is ontstaan uit het oorspronkelijke moessonwoud en regenwoud. De droge moesson was, in de lage streken, een factor die het bosherstel niet bevorderde; op de bergtoppen is overigens nog aaneengesloten regenwoud te vinden. Het gehele eiland teelt de hoogwaardige Arabica-koffie voor de uitvoer. Het Soembawapaard is een klein, maar sterk paard, dat veel uitgevoerd wordt naar Java.
De Soembawarezen (in het W.) en de Bimanezen (in het O.) zijn Mohammedanen; ten W. van de Bima-baai wonen de nog heidense Donggo’s. De hoofdplaats van het sultanaat Soembawa is Soembawa-besar, van Bima het op 7 km van de havenplaats Bima verwijderde Raba. Beide plaatsen bezitten een vliegveld.
Lit.: G. Kuperus, Het cultuurlandschap van West-S. (1937); Idem, Ontwikk. en vormenrijkdom van het cultuurlandschap in de onderafd. Birma (Oost-S.) Tijdschr. K.N.A.G. 1938.