is de oudste van de drie zoons van Noach; Sem ontvangt de zegen, boven zijn broeders Cham en Jafet, als de stamvader van het uitverkoren volk. Aldus Gen. 9: 26.
In de zgn. Volkerentafel (Gen. 10: 22) geldt hij als de stamvader van de derde afdeling der mensheid: de Semieten. Bij deze rangschikking volgt de bijbelse schrijver niet onze tegenwoordige begrippen van ras of taal, maar telt hij bij de zoons van Sem vooral die volken, die door de oude Israëlieten als stamverwanten (zoals de Assyriërs en Arameeërs) of als bondgenoten (zoals de Elamieten en wellicht ook de Lydiërs) werden beschouwd.