komt in de rechtstaal ook nog voor in een geheel andere betekenis, nl. ter aanduiding van de op een schuldenaar of debiteur rustende verplichting om ten behoeve van een ander (de schuldeiser of crediteur) iets te presteren. Schuld in deze zin is de keerzijde van het aan de schuldeiser toekomende vorderingsrecht, ook inschuld genoemd.
Volgens art. 1177 B.W. zijn voor iemands schulden aansprakelijk al zijn roerende en onroerende, tegenwoordige en toekomstige goederen. Sommige schulden kunnen echter bij voorrang boven andere verhaald worden op de opbrengst van bepaalde goederen of van alle goederen van de schuldenaar. Deze noemt men bevoorrechte of preferente schulden.
Concurrente schuldeisers zijn alle niet-bevoorrechte schuldeisers. Bij faillissement van een schuldenaar moeten eerst de bevoorrechte of preferente schuldeisers uit de boedel worden voldaan. Wat er dan (na aftrek natuurlijk van de kosten op het faillissement vallende) overblijft, moet onder de concurrente schuldeisers verdeeld worden pondpondsgewijze, naar evenredigheid van hetgeen zij te vorderen hebben.