Duits taalkundige (Weimar 28 Mrt 1855 - Breslau 21 Mrt 1919), werd in 1890 buitengewoon hoogleraar te Jena en in 1909 gewoon hoogleraar te Breslau. Hij was een beoefenaar van de linguistische palaeontologie die zich ten doel stelt, op grond van taalkundige gegevens, de cultuur der Indo-Germanen nader te bepalen.
Bibl.: Sprachvergleichung und Urgeschichte (3de druk, 1906); nieuwe bewerking van Kulturpflanzen und Haustiere van V. Hehn (8ste druk, 1911); Reallexikon der indogermanischen Altertumskunde (1901); Die Indogermanen (1911).