Frans archaeoloog en beoefenaar van de geschiedenis der godsdiensten, broeder van Joseph en van Théodore (St-Germain-en-Laye 29 Aug. 1858 - Parijs 4 Nov. 1932), was van 1880-1883 lid van de Ecole d’Athènes en nam van 1880-1883 deel aan de opgravingen te Myrina, Cyme, Delos en Carthago. In 1902 hoogleraar aan de Ecole du Louvre te Parijs en conservator aan het museum van Franse oudheden, in 1903 mederedacteur van de Revue Archéologique. Behalve auteur van wetenschappelijke werken was hij een uitnemend schrijver van populaire werken.
De echtheid van de vondsten van Glozel* vond in hem een warm maar onfortuinlijk verdediger.Bibl.: talrijke Répertoires (samenvattingen van verschillende takken van de archaeologische wetenschap); Catalogi van musea; Cultes, mythes et religions (5 dln, 1905-1924); Apollon, histoire générale des arts (1904); Orphée, histoire générale des religions (1909); Lettres à Zoé sur l’histoire des philosophes (3 dln, 1926-1927); Amalthée, Mélanges d’archéologie et d’histoire (3 dln, 1930-I932).
Lit.: S. de Ricci, La Bibliographie de S. R. (1936).
