collectief pseudoniem van de gebroeders Boëx, Franse schrijvers (Joseph-Henry, Brussel 1856 - Parijs 1940 en Séraphin-Justin, Brussel 21 Juli 1859 - Ploubazlanec 16 Juni 1948), die terecht bekendheid verkregen, vooral buiten Frankrijk, door een aantal goed gebouwde romans, waarin ze op gelukkige wijze de elementaire krachten schilderden waarmede de primitieve mens uit het praehistorische tijdperk de strijd voerde tegen de hem vijandige natuur, steunend op de tederheid, het medelijden en de solidariteit van zijn soortgenoten (Vamireh, 1892; La Guerre du feu, 1911; Le Félin géant, 1920; Helgvor du fleuve bleu, 1931). Waardevol zijn ook hun sociale romans met een uitstekende weergave van revolutionnaire milieu’s (Le Bilatéral, 1887; Les Ames perdues, 1899).
Door de wetenschappelijke en filosofische tendenzen van hun werk zijn deze schrijvers te beschouwen als voorgangers van H. G. Wells. De oudste broer was jarenlang voorzitter, de jongste gewoon lid van de Académie Goncourt.DR R. WIARDA
Bibl.: Gezamenlijk: Nell Horn (1886); Le Termite (1890); Une Rupture (1897); Les Retours du Cœur (1898); Une Reine (1901); Le Testament volé (1905); Vers la Toison d’Or (1908) etc.; Joseph-Henri: La Vague rouge (1911); Les Femmes de Setné (1931); etc.; Torches et Lumignons. Souvenirs litt. (1921); Mémoires de la Vie littéraire (1927); Portraits et Souvenirs (1946); Séraphin-Justin: La Toile d’Araignée (1911); Sépulcres blanches (1913); L’Ile des Fleurs (1932) etc.
Lit.: P. Massé, J.-H. Rosny aîné, le préhistorien, l’animalier, le romancier, le critique (Nice 1937).
