in de Griekse mythologie zoons van Okeanos en als goden de rivieren zelf of de verpersoonlijking daarvan. Zij hadden, evenals andere goden, heiligdommen, priesters en offeranden.
Echter was de dienst dezer goden meest van plaatselijke aard; alleen Acheloös en Alpheios, de grootste der Griekse rivieren, werden meer algemeen vereerd. Vaak werden zij als de oudste koningen en stamvaders van het volk beschouwd. Gewoonlijk werden zij afgebeeld in de gedaante van mensen of dieren, vooral in die van slangen, of stieren met een menselijk gelaat (wegens de overeenkomst van het loeien der golven met het brullen van een stier) of van paarden (wegens de springende golven). Tot hun attributen behoort een waterkruik (urn) of een hoorn des overvloeds.