(Otto Johann Theresias), Freiherr, Duits rechtshistoricus (Damsdorf, Silezië, 30 Mei 1811 - 6 Mrt 1888), was een leerling van Savigny , Eichhorn en Jakob Grimm. Van 1841-1860 doceerde hij te Berlijn, later woonde hij op zijn landgoed in Silezië.
Sinds 1868 was hij vrijwel blind. Grote verdienste heeft hij zich verworven voor de kennis van de Nederlandse geschiedenis der Middeleeuwen, zowel door zijn voorbeeldige uitgaven van Friese rechtsbronnen als door de onvoltooide Untersuchungen zur friesischen Rechtsgeschichte, een uitvoerig en baanbrekend werk en nog geenszins geheel verouderd.Bibl.: Friesische Rechtsquellen (1840); Altfriesisches Wörterbuch (1840); uitgaven van de Lex Frisionum en van de Lex Saxonum in: Monumenta Germaniae Historica, Leges III (1863) en V (1875 vlg.); Zur Lex Saxonum (1868); Untersuchungen zur friesischen Rechtsgesch. (4 dln, 1880-1886); Die älteren Egmonder Geschichtsquellen (1886).
Lit.: H. Brunner in: Zeitschr. Savigny-Stiftung f. Rechtsgesch. IX (1888), Germ. Abth., blz. 247-250; C.
Borchling, in: Allgem. Deutsche Biographie LIII (1907), blz. 346-353.
