Colombiaans staatsman en schrijver (Cartagena 28 Sept. 1825 - El Cabrero 18 Sept. 1894), deed zich, na bekendheid te hebben verworven als liberaal en vrijzinnig politicus, eenmaal aan de macht, als reactionnair kennen. In 1878 werd hij president van de Senaat en in 1880 president der Republiek.
Deze functie bekleedde hij tot zijn dood als een absoluut dictator. Hij zocht steun bij de geestelijkheid en stelde het godsdienstonderwijs op de scholen verplicht met het doel de jeugd eerbied voor de gestelde machten bij te brengen. Uit zijn eerste periode dateert zijn sceptisch dichtwerk Que sais-je? Uit zijn latere jaren dateert het gedicht dat hij aan Mozes gewijd heeft, die hij zich in zijn wetgevende arbeid als voorbeeld gesteld had. Zijn politieke ideeën heeft hij belichaamd in het werk La reforma politica en Colombia (1885). Om zich heen verzamelde hij jonge intellectuelen, die later in de politiek of in de wetenschap naam maakten, zoals Miguel Antonio Caro en José Manuel Marroquin, later beiden president van de Republiek, en de grote grammaticus Rufino José Cuervo. RubénDarlo heeft een beroemd gedicht aan de staatsmanpoëet gewijd.
Bibl.: Poesias (publ. de Daniël J. Reyes), 2a ed. (Bogota1914); Ed. Posada, Bibliografia colombiana (Bogota 1917-1925, 2 vols.).
Lit.: Ant. Gómez Restrepo, La literatura colombiana (N. York-Paris 1918) (Rev. Hispanique, t. XLIII).