Zweeds schrijver (Hönsinge, in Skane, 12 Nov. 1860 - Büjükdere, bij Constantinopel, 26 Sept. 1925), leefde het grootste gedeelte van zijn leven in het buitenland, vooral Duitsland, en vervreemdde zelfs zo zeer van zijn vaderland, dat hij een groot deel van zijn werk in het Duits schreef. Toch vindt men in zijn latere gedichten vaak stemmingen van heimwee.
In Zweden gaat men hem later ook meer waarderen. Zijn eerste werk is typisch naturalistisch, maar onder invloed van Bourget, Nietzsche en Poe zoekt hij nieuwe wegen. Hij bleef eenzaam en is niet de grote baanbreker geworden, zoals hij zich gedroomd had.Bibl.: Poëzie: Dikter (1884); Notturno (1885); Det förlofvade landet (1906); Nya visor (1907); Pa hemmets altare (1908); Folkens visor (1911). Proza: Sensitiva amorosa (1887); Ung Ofegs visor (1889); Parias (1890); Alltagsfrauen (1891); Fru Ester Bruce (1893); Resan hem (1894); En uppfostrare (1895); Vägen till livet (1896); Rustgarden (1910). Essays: Der Materialismus in der Literatur (1892); Fr. Nietzsche (1890); Das junge Skandinavien (1891); Tolkare och siare (1893). — Samlade skrifter (17 dln, 1919 vlgg.).