eigenlijk Nikita Minin, Russisch patriarch (Weljaminov, gouv. Nisjni Novgorod, 7 Mei 1605 -Jaroslawl,op reis terug naar Moskou, 17 Aug. 1681) werd, als gehuwd priester begonnen (1625), later monnik (1635), archimandriet (1646), metropoliet van Novgorod en in 1652 de derde patriarch van Moskou.
Als zodanig wist hij het gezag van de Kerk boven dat van de tsaar te vestigen, de kerk-politieke betekenis van Moskou aanzienlijk te verhogen en daarmede de onafhankelijkheid van het Russische patriarchaat. Het inwendige leven van de Kerk hervormde hij door zijn ingrijpen in prediking en liturgie. Hoewel hij zijn tegenstanders lange tijd wist uit te schakelen, voelde men zijn bestuur als despotisch, waartegenover hij zich terugtrok (1658). Toen kreeg de partij (raskol) der oudgelovigen (starovjery) haar kans en trof hem zelfs verbanning (1667). Tsaar Theodorus gaf hem gelegenheid naar Moskou terug te keren.Lit.: W. Palmer, The Patriarch and the Tsar, 6 vol. (1871’76); S. Mandon, Etude sur le patriarch N., diss. Genève (1878); N. Bonwetsch, Kirchengeschichte Russlands (1923); P. Pascal, Awakum et les débuts du Raskol russe. La crise religieuse au XVIIe siècle en Russie (1938).