de zenuwcellen met hun uitlopers, zijn de anatomische eenheden van het centrale zenuwstelsel. De draadvormige uitlopers zorgen voor onderlinge verbinding en verbinding met zintuig-, spier- en kliercellen.
De uitlopers, die de prikkel naar de cel geleiden, heten dendrieten-, die welke de prikkel van de cel afvoeren neurieten. Gewoonlijk heeft elk neuron één lange, vezelvormige neuriet en vele, kortere, boomvormig vertakte dendrieten, die echter in de periphere gevoelzenuwen een lengte van 40 cm of meer kunnen hebben (z verder zenuwstelsel).Neuronentheorie
is de leer, volgens welke het zenuwstelsel samengesteld is uit talloze, achter en naast elkaar geschakelde eenheden, de neuronen. Iedere zenuwvezel zou door uitgroeien van één cel uit ontstaan. De neuronen, meer in het bijzonder de daarin verlopende neurofibrillen, die de prikkels geleiden, komen nauw met elkaar in contact, zonder dat evenwel neurofibrillen van het ene neuron in het andere overgaan. Op de plaatsen, waar uitlopers met elkaar in aanraking zijn, gaat een nerveuze prikkel dus op een ander neuron over en wordt daardoor verder geleid. Volgens sommigen zouden de neurofibrillen ononderbroken door de zenuwcellichamen lopen, dus niet tot anatomische eenheden beperkt zijn, doch een continue geleidingsweg voor de prikkels vormen.