(cauchemar) is een benauwde droomtoestand. Wie ze in de slaap ondervindt, meent onder een drukkende last te bezwijken; hij verbeeldt zich, dat een of ander wangedrocht hem dreigt te verstikken, terwijl hij zelfs met de krachtigste wilsinspanning zich niet bewegen en ook niet om hulp roepen kan.
Op het hoogtepunt van de angstige bedreiging schrikt de lijder wakker. Veelal weet hij dan aanvankelijk niet, waar hij zich bevindt, en pas langzamerhand dringt de werkelijkheid weer tot hem door. Men neemt het verschijnsel veel waar bij kleine kinderen van 5-6 jaar. Men noemt het dan pavor noctumus. In het volksgeloof wordt de droom aan de invloed van een demonisch wezen, dat zich op de slaper werpt en hem de adem beneemt, toegeschreven. Het woord is door volksetymologie ontstaan uit Nachtmaar, waarin maar (Hd. Mahr) een dergelijk wezen aanduidt.