Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 18-10-2023

MYRICACEEËN

betekenis & definitie

plantenfamilie uit de groep der Amentifioren met 2 geslachten en ca 35 soorten in de gematigde en subtropische streken, 1- of 2-huizige houtgewassen met verspreide gaafrandige tot vinspletige bladeren met gele aromatische kliertjes en overeindstaande katjes van naakte bloemen met 4 (2-16) korte meeldraden of een uit 2 vruchtbladen gevormd 1-hokkig vruchtbeginsel met 1 staande atrope zaadknop en 2 draadvormige stempels, dat tot een steenvruchtje wordt. In Nederland (en Europa) vindt men slechts Myrica Gale L., de Gagel, een 2-huizige struik van natte hei- en veengrond met door het verharden van 2 steelblaadjes gevleugelde vruchtjes, waarvan de schors voor looien, de bladeren en vruchten in de likeurfabricage, de katjes voor geelverven worden gebruikt.

Als sierstruik, ook om de voor kaarsen bruikbare was op de hier ongevleugelde vruchten, wordt gekweekt M. cerifera L., de Wasgagel, uit Noord-Amerika. Het 2de geslacht, Comptonia L’Hérit., met vinspletige bladeren, telt slechts 1 soort, C. peregrina Coult. (syn. aspleniifolia Ait.), mede sierstruik uit Noord-Amerika.

< >