Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 28-12-2022

Michaël Jan de GOEJE

betekenis & definitie

Nederlands oriëntalist (Dronrijp 13 Aug. 1836 Leiden 17 Mei 1909), werd in 1859 tweede adjutor van de interpres legati Warneriani en als zodanig belast met het bewerken van de catalogus der Oosterse handschriften uit dit legaat. Van deze catalogus bewerkte hij met P. de Jong het derde en vierde deel (1865 en 1866) en later alleen het vijfde (1873).

In 1866 werd hij buitengewoon, in 1869 gewoon hoogleraar te Leiden. Zijn hoofdverdienste ligt op het gebied der Arabische geografische literatuur.Bibl.: De voornaamste door hem uitgegeven Arabische teksten zijn: Idrisi, Description de l’Afrique et de l’Espagne (samen met Dozy) (Leiden 1866); Liber Expugnationis Reginum auctore alBaladsori (al-Baladhuri) (Leiden 1866); Fragmenta Historicorum Arabicorum (samen met De Jong) (Leiden 1869-1871); Bibliotheca Geographorum Arabicorum (8 dln, Leiden 1870-1894-1906); Ibn Qotabia, Liber Poësis et Poetarum (Leiden 1904). Bovendien werkte hij voor een groot deel mede aan de door zijn initiatief tot stand gekomen uitgave van de historicus al-Tabari (Leiden 1879- 1901).

Lit.: C. Snouck Hurgronje, in: Verh. Kon. Akad. v.

Wet. (1909); H. Untersweg, M. J. de G. (Graz 1909).

< >