gouverneur-generaal van Nederlands-Indië (Dordrecht 1663 - Batavia 1 Juni 1729), trok in 1671 naar Batavia met zijn vader, die er tot onderkoopman was benoemd, doch reeds enkele dagen na aankomst overleed. Op zijn 13de jaar in Compagnies-dienst getreden, doorliep Mattheus de lagere rangen te Suratte en aan de kust van Coromandel.
In 1696 riep de regering hem naar Batavia als opperkoopman van het kasteel; hij bleef dit tot 1700, toen benoeming tot secretaris van de Hoge Regering volgde. In 1709 werd hij buitengewoon raad van Indië; in het volgende jaar reeds gewoon lid, wat hij twaalf jaren bleef; toen volgde in 1722 benoeming tot directeur-generaal van de handel en in 1725 tot gouverneur-generaal. Uit zijn regeringsperiode trekken het meest de aandacht zijn optreden jegens de opluikende koffiecultuur en de moeilijkheden in het rijk van Mataram.DR F. W. STAPEL
Lit.: F. W. Stapel, De gouverneurs-generaal van Nederl.Indië (’s-Gravenhage 1941).
