slaaf en vriend van Cicero, in 54 v. Chr. vrijgelaten, schreef een (verloren gegane) biografie van Cicero, gaf enige van diens oraties uit en bezorgde uit concepten en afschriften de verzamelingen van Cicero’s brieven.
Zijn grote verdienste bestaat in de grondslag, die hij gelegd heeft voor de ontwikkeling der Romeinse stenografie, die dan ook sinds de 18de eeuw notae Tironis of Tironianae genoemd wordt. Hij ontwierp voor een groot aantal woorden vaste tekens, hun aantal is in de keizertijd bij voortduring uitgebreid (z stenografie). Hij stierf in 4 v. Chr., 100 j. oud.Lit.: A. Mentz, Antike Stenographie (1926); Idem, Die tironischen Noten, in: Arch. f. Urkundenforschung XVI (1933).