L. of Rozemarijn is de naam van een plantengeslacht uit de familie der Ericaceeën. Het telt in de koudere streken van het noordelijk halfrond een 3-tal soorten, altijdgroene struiken met verspreide, kortgesteelde, gaafrandige bladeren en, in eindelingse, schermachtige bloeiwijzen, tamelijk kleine, witte bloemen met 5 korte en brede kelktanden, 5 vrije bloembladen, 5-10 meeldraden zonder hoorntjes en met helmknoppen met poriën, voorts een bovenstandig, 5-hokkig vruchtbeginsel, dat tot een septicide doosvrucht uitgroeit, die van beneden naar boven openspringt.
Wel de bekendste soort is L. palustre L, de Moerasrosmarijn, een meterhoog heestertje met smalle, van onderen roestkleurige, viltige bladeren met omgerolde randen uit Noord-Europa en Noord-Azië, als sierstruik in tuinen gekweekt, bij voorkeur op vochtige, veenachtige zandgrond, gedeeltelijk in de schaduw. De eveneens gekweekte L. groenlandicum Oed. (syn. latifolium Ait.), de zgn. Labradortheet ook Jamesthee genoemd, uit Groenland en Canada, onderscheidt zich van de vorige soort door een breder blad en bloemen met slechts 5 meeldraden. De 3de soort, L. glandulosum Nutt., uit westelijk Noord-Amerika, is kenbaar aan de vlakke, van onderen blauwgroene en kleverige bladen.