beschermende goden, die in het oude Latium en Rome werden vereerd. De voornaamste waren de Lares compitales, voor wie kleine kapelletjes bij kruiswegen (Lat. compita) stonden, en de Lares familiares (oudtijds meestal I Lar familiaris), voor wie beelden vóór de haard stonden opgesteld, die bekranst werden, en aan wie offers (delen van de maaltijd) werden gebracht.
Sommigen (met name Wissowa) houden hen, uitgaande van de Lares compitales, voor machten, die oorspronkelijk vooral de landbouw beschermden (zij komen ook voor in het lied der Fratres Arvales, waar zij om hulp worden aangeroepen). Anderen (vooral Samter) gaan uit van de Lares Familiares en zien beschermende geesten van voorvaderen en doden in hen. Zij worden voorgesteld als jongelingen (onder Griekse invloed) en meest verbonden met de andere huisgoden, de penaten.Lït.: Boehm, in: Pauly-Wissowa’s Real Enzykl. d. klass. Alt.wiss., 23. Halbbd (1924), s.v.