(Gr. lanthano = verborgen zijn), symbool La, atoomnr 57, atoomgew. 138,92, is een element uit de derde kolom van het periodiek systeem en de 14 elementen (58-71), die er op volgen, de groep van de elementen van de zeldzame aarden, sluiten zich in hun eigenschappen geheel aan bij het lanthanium; aldus heet de groep ook de lanthaniden (z aarden). In de gebruikelijke voorstelling van het periodiek systeem staan dan ook deze 14 elementen samen met het lanthanium op éénzelfde plaats.
Het wordt aangetroffen in de cerietgroep van de zeldzame aarden, in monazietzand, ceriet, orthiet en lanthaniet.In 1839 scheidde Mosander hetlanthana, het lanthaniumoxyde, van het ceria, het ceriumoxyde. Het element zelf werd pas in 1875 door Hillebrand en Norton afgescheiden door electrolyse van het gesmolten chloride. Het is een zilverwit zacht metaal sm.pt 826 gr. C., s.g. 6,155, dat bij verhitting aan de lucht verbrandt tot La2O3. Het hydroxyde La(OH)3 is het sterkst basische van de gehele groep. Over de zouten, die kleurloos zijn, valt weinig te vermelden, in eigenschappen sluiten zij zich geheel aan bij die van het cerium in de driewaardige toestand. Het sulfaat La2(S04)3.9H20 vertoont een bij hogere temperatuur afhemende oplosbaarheid. Het chloride LaClg kristalliseert uit water met 7H2O; in watervrije toestand smelt het bij 872 gr. G. Het carbonaat is weinig oplosbaar, het oxalaat is zeer weinig oplosbaar. De scheiding van lanthanium van cerium kan geschieden, doordat dit laatste door oxydatie in de vierwaardige toestand overgaat, waarvan de zouten geen overeenkomst meer hebben met die van eerstgenoemd element. Lanthanium komt naast cerium voor in ,,mischmetaal” (z cerium); het heeft overigens als afzonderlijk element geen practische betekenis.