(Rotterdam 30 Sept. 1808 - Benthuizen 21 Oct. 1863), scheidde zich als predikant te Benthuizen, na een conflict met de kerkelijke besturen, in 1841 af van de Ned. Herv.
Kerk wegens bezwaren tegen haar onrechtzinnigheid en reglementen. Piëtistisch-wettisch in zijn prediking en zonderling in zijn optreden, verwierf hij aanhang, voegde zich aanvankelijk bij de Afgescheidenen, maakte zich weer van hen los wegens hun aanvrage om erkenning bij de Regering, en stichtte allerwege eigen gemeenten, met name in Zeeland. In 1907 zijn de gemeenten der Ledeboerianen met de „Gereformeerde Gemeenten onder het Kruis” verenigd tot de „Gereformeerde Gemeenten in Nederland”.Lit.: J. H. Landwehr, L. G. C. Ledeboer (1900, 2de dr. 1910); N. H. Beversluis, D s L. en zijne gemeenten (Middelburg 1900); Biogr. VVdb. v. Prot. Godgel., V (1943), blz. 155-670, alwaar overige lit.
