of rode biet (Bèta vulgaris var. rapa f. rubra) is een tweejarige plant, welke het eerste jaar een sterk verdikte wortel en een rozet van bladeren en het tweede jaar een stengel met bloemen en zaad vormt.
Deze wortel is platrond, rond, halflang of lang en bevat evenals de bladeren een mengsel van paarsrood en bloedrood plantensap dat anthocyaan bevat. Er zijn verschillende rassen waarvan een beschrijving te vinden is in de Rassenlijst voor Groentengewassen.
De kroten zijn een algemeen bekend en gewaardeerd groentengewas, dat het gehele jaar aangeboden wordt, omdat zij heel goed bewaard kunnen worden.
De teelt omvatte in 1948 ca 1000 ha met een productie van 35 mill. kg, welke op de veilingen ruim 2,3 millioen gulden opbracht. Hiervan werd de helft geëxporteerd naar de omliggende landen. Import heeft niet plaats. De meeste kroten (ca 76 pct) komen uit West-Friesland (Avenhorn, Obdam, Medemblik, Grootebroek, Hoogkarspel, Opperdoes). De teelt is verder van betekenis in Barendrecht, Zwijndrecht en in Katwijk-Rijnsburg.
Kroten worden vnl. op de volle grond geteeld, volvelds of op rijen en wel de vroege (platronde, half lange) reeds eind Mrt-Apr. en de winterkroten Mei-Juni. Om te vervroegen wordt in geringe omvang wel onder platglas gezaaid. Een gedeelte der kroten wordt gedurende de winter in kuilen of in schuren in zand bewaard.
Verschillende ziekten kunnen het gewas aantasten, maar doen weinig daadwerkelijke schade.