is een harde massa, die zich uit kokend water afzet op de wanden van het vat waarin het zich bevindt. Iedereen kent de oude, huishoudelijke waterketels waarin zich op de binnenwand een steenachtige laag heeft afgezet.
Ketelsteen is, in stoomketels, een gevreesd verschijnsel, zodat men zich allerlei kostbare maatregelen getroost om de afzetting er van te voorkomen. Het warmtegeleidingsvermogen van ketelsteen is ca 1/35S van dat van ijzer, zodat een aangezette ketel de warmte slecht doorlaat. Reeds bij een dikte van 0,2 mm veroorzaakt ketelsteen plaatselijke oververhitting en beschadiging aan de ketels. Ketelsteen bestaat uit een conglomeraat van zouten die bij hogere drukken en temperaturen moeilijk oplossen. Het zijn vnl.: CaC03, CaSi03, CaS04, MgSi03, Mg(OH)a en MgCO3; dus de carbonaten en silicaten van calcium en magnesium, benevens calciumsulfaat en magnesiumhydroxyde. Voor het tegengaan van ketelsteenvorming z ketelwater.