is in de gehele Indische Archipel een verzamelnaam voor verschillende soorten bonen uit de familie der Papilionaceeën. Het bekendst zijn die van Arachis hypogaea L., de aardnoot (katjang tanah). Katjang bado of Katjang bidoek noemt men de bonen van Dolichos lablab L., een windend kruid, dat in de gehele Archipel verbouwd wordt en waarvan zowel de bonen als de jonge peulen gegeten worden, evenals die van Katjang bali van Cajanus Cajan L., een heester, waarvan de bonen vooral in Engels-Indië als dhal bekend zijn.
Verder noemt men alle bonen, zoals prinsessen- en bruine bonen, katjang met een of ander bijvoegsel, bijv. Katjang kopak is snijboon. Katjang gimbol of kedelé noemt men de bonen van Soja hispida Moench, de sojaboon.DR A. KLEINHOONTE
Lit.: Heyne, Nuttige Planten v. Ned.-Indië (Buitenzorg 1927), III, p. CXXIV en CCXXV.