is de naam voor de in grote kristallen gekristalliseerde suiker. Om haar te verkrijgen, laat men zuiver, maar niet al te sterk ingekookt suikersap in koperen, met dunne draden doorspannen vaten op een koele plaats en daarna in een droogkamer kristalliseren.
Rondom de draden ontstaan de grootste kristallen en de kleinere als kristalkorsten aan de zijkanten en op de bodem van het vat. Men heeft witte, gele en bruine kandij; de kleuring wordt verkregen met onschadelijke kleurstoffen. De witte kandij, die uit geheel geraffineerde suiker bereid wordt, onderscheidt zich van de broodsuiker alleen door grotere en beter gevormde kristallen; de gele en bruine kandij bevat nog een zekere hoeveelheid der bruine suikerstroop (z suikers).
