is de naam van een zeer uitvoerige Duitse rijmkroniek uit het midden van de 12de eeuw, die door een onbekend geestelijke in Regensburg geschreven is. In de vorm van een doorlopende rij verhalen, anekdoten en novellen geeft zij een geschiedenis van het Romeinse en van het Duitse rijk tot en met Konrad III (1138-1152).
In stijl is het werk met het vroeghoofse Rolandslied van de „Pfaffe Konrad” (na 1172) verwant, zodat men vroeger zelfs gemeend heeft, dat Konrad ook de „Kaiserchronik” gedicht had. De schrijver van de „Kaiserchronik” heeft van talrijke oudere dichtwerken uitvoerig gebruik gemaakt; het Annolied en de Silvesterlegende zijn zelfs geheel overgenomen. Uitg. d. E. Schröder in de Mon. Germ. historica (1892).Lit.: C. Rohrscheidt, Die K., diss. Göttingen (1907); M. M. Helff, Studien zur K. (1930).