is de naam van het vorstenhuis, dat van 1794-1925 in Perzië geregeerd heeft. Oorspronkelijk is het de naam van een Turkse familie of clan, die met de Turken-invallen in Noord-Perzië in de streek om Astarabad terecht was gekomen.
Zij kwam met andere Turkse clans op de voorgrond in de 16de eeuw als steunpilaren van de nieuwe Sji’ietische dynastie der Safawieden. Toen na de ondergang der Safawieden in de 18de eeuw een tijdperk van verwarring was ingetreden, slaagde ten slotte de Kadjar-chef Aga Mohammed Chan, bekend om zijn wreedheid, in het vestigen van een nieuwe dynastie met Teheran als hoofdstad. De Kadjar-heersers waren: Aga Mohammed Chan (1786-1797), Fath Ali Sjah (1797-1835), Mohammed Sjah (1835-1848), Nasir al-Din Sjah (1848-1896), MoezafTar al-Din Sjah (1896-1907), Mohammed Ali Sjah (1907-1909), Ahmad Sjah (1909-1925). De Kadjar-dynastie kwam tot een einde door het optreden in 1919 van de dictator Riza Sjah Pehlewi, ten gevolge waarvan Ahmad Sjah in 1923 het land verliet om in 1925 met zijn familie van de regering vervallen te worden verklaard (z Perzië, geschiedenis).
