keizer van ABESSINIË (ca 1832 8 Mrt 1889), heette eigenlijk Kasa en werd door vorst Gobesié van Lasta en Godsjam tot gouverneur van Tigré benoemd. In 1867 maakte hij zich onafhankelijk.
Toen in 1868 de Engelsen te velde trokken tegen koning Theodorus van Abessinië, knoopte Kasa onderhandelingen aan met de Britse bevelhebber Napier. Deze schonk hem wapens bij zijn vertrek. Zodra Kasa de overwinning had behaald op Gobesié, die zich van geheel Zuid-Abessinië had meester gemaakt, liet hij zich 21 Jan. 1872 te Aksoem kronen tot keizer van Aethiopië en noemde zich Johannes. Nadat hij de aanvallen der Egyptenaren had afgeslagen, bracht hij in 1878 ook Menelik, koning van Sjoa, tot onderwerping en in 1880 Ras Adal, vorst van Godsjam. Sedert die tijd voerde hij heerschappij over geheel Abessinië. Zijn veldheer Ras Aloela bracht 26 Jan. 1887 de Italianen bij Dogali (Saati) een nederlaag toe. Daarop trok Johannes op tegen de Mahdisten en sneuvelde in de slag bij Metammeh.