Nederlands dichter (Deurne 19 Juni 1873 - Bennekom 14 Oct. 1944), studeerde enige tijd klassieke letteren, vestigde zich later als boekverkoper. Hij schreef een lichte, gevoelige en melodieuze natuurlyriek, die in haar beste momenten van een eenvoudige bekoring is.
In een latere periode kwam hij tot meer beschouwelijke, wijsgerige en religieuze poëzie met een sterk symbolische inslag.Bibl.: Beeld en spel (1903); Johanneskind (1907); Regenboog en Jeugdverzen (1913); Morgenrood (1917); Zonnewende (1917); Zonnegoud (1920); Bloei (1920); Tusschen twee werelden (1933); Gestalten (1934); Arbeid (1936); Zarathustra (1939); Uit de diepte (posthuum 1946); De speelman van Deurne (1948, bloemlezing door zijn vrouw).
Lit.: P. H. Ritter Jr, Levensber. Mij Ned. Letterk. 1947-49; Ant. Coolen, inleiding op Uit de Diepte (1946).