Russisch schrijver (Lebedjan, Gouvernement Charkow, 1884-Parijs 1937), was scheepsbouwkundig ingenieur en verbleef een groot deel van zijn leven buiten Rusland. Zijn werk vertoont een grote vormbeheersing; zijn scherpe satirische geest bracht hem in botsing zowel met het regime van voor als met dat van na de revolutie.
Bibl. (voorn, werken): Oejezdnoje (Het landelijk district, 1911); Fabels voor grote mensen (1922); Wij (1922; groteske satire van een collectief Utopia; in Rusl. verboden); Ogni sw. Dominika (De vuren van de H. Dominicus, 1923); Attila (1928, versdrama); Verz. werken, 4 dln (1929).
Lit.: E. Efrenin, in: Krasnaija nov., I (1930).