(Hebr., „man der schande”), zoon van de Israëlietische koning Saul (ca 1030 v. Chr.), werd na de dood zijns vaders door de veldheer Abner uitgeroepen tot koning over Israël; hij werd door alle stammen met uitzondering van Juda als zodanig erkend.
Zijn poging om Juda te onderwerpen mislukte en daar Abner hem verliet, legde hij reeds na 2 jaar de regering neer. Niet lang daarna werd hij door 2 zijner voormalige krijgsoversten vermoord. II Sam. 3 en 4. De naam luidde eigenlijk Esbaai („man”, dienaar, „van Baal”), I Kron. 8 : 33, 9 : 39; de naam van de afgod werd echter vervangen door het Hebreeuwse woord voor „schande”.