(1, wiskunde) noemt men een relatie r, die niet aan de eigenschap voldoet, dat uit ArB en BrC volgt ArC; volgt er dit wel uit, dan is de relatie transitief. Zo is bijv. de relatie „ongelijk aan” intransitief, maar „groter dan” transitief.
(2) of onovergankelijk noemt men de werkwoorden die geen lijdend voorwerp (of lijdend onderwerp) bij zich kunnen hebben.