noemt men in de muziek het toonhoogteverschil tussen twee tonen. Al naar gelang van de afstand in de stamtoonladder onderscheidt men binnen het octaaf prime, secunde, terts, kwart, kwint, sext en septime.
Ook boven het octaaf wordt de benaming op soortgelijke wijze voortgezet, nl. none, decime, undecime, duodecime enz. De prime, kwart, kwint, octaaf en de octaafverdubbelingen van deze intervallen kunnen „rein” voorkomen. Door chromatische verhoging van de hoogste noot (of chromatische verlaging van de laagste) worden zij „overmatig”, door chromatische verlaging van de hoogste noot (of chromatische verhoging van de laagste) worden zij „verminderd”. De overige intervallen zijn óf „groot”, óf „klein”. De grote intervallen worden door chromatische vergroting „overmatig”, de kleine door chromatische verkleining „verminderd”. Alle overmatige intervallen kunnen (bij uitzondering) door vergroting „dubbel overmatig” worden, de verminderde door verkleining „dubbel verminderd”.