is tot de consistentie van meel gemalen hout. Het s.g. is ca 0,5.
Eisen voor de handel zijn: 1. het moet wit zien; 2. het moet licht en los zijn; 3. het moet goed kunnen adsorberen. Men onderscheidt verschillende graden van fijnheid. Het meeste maakt men van grenenhout, natuurlijk zonder schors, ook wel loofhout, populier verkleurt gemakkelijk. Het hout wordt tot spaanders gehakt. Soms neemt men zaagsel of krullen, die door molenstenen worden fijngemaakt. In Amerika worden nog kruisslagmolens, hamer- of walsenmolens toegepast.
Een zorgvuldig zeven met transport door lucht geeft de splitsing in de verschillende kwaliteiten. Voor de handel perst men het houtmeel in balen. Een gevaar in het bedrijf van de houtmeelfabricage is de stofexplosie. Het wordt gebruikt voor linoleum* en voor explosieve stoffen in plaats van kiezelgoer, kleinere hoeveelheden voor behangselpapier, als vulmateriaal voor plastische massa’s, zoals bakeliet, gips, cement enz., met magnesia en zouten tot „steenhout” voor vloeren.
