noemt men organismen, die voor hun ontwikkeling organische stof nodig hebben en deze niet, zoals de autotrofe organismen, uit koolzuur kunnen opbouwen. De meeste bacteriën en alle schimmels zijn heterotroof, bij hogere planten is heterotrofie zeer zeldzaam, het is hier beperkt tot enkele parasieten.
Alle dierlijke organismen hebben een heterotrofe stofwisseling.Naast deze algemene heterotrofie, die betrekking heeft op de voorziening met koolstof, kent men ook een zgn. stikstofheterotrofie. Er zijn nl. bepaalde organismen, die uitsluitend organische stikstofhoudende verbindingen, zoals aminozuren, als stikstofbron kunnen gebruiken. Ten slotte moet hier genoemd worden de auxo-heterotrofie. Een auxoheterotroof organisme is niet in staat een bepaalde groeistof zelf te synthetiseren. Alle vormen van heterotrofie maken het betrokken organisme afhankelijk van autotrofe organismen.
