Duits schrijver (Reutlingen 30 Nov. 18:3 - Tübingen 10 Oct. 1873), ontving zijn opleiding aan het Tübinger Stift, was daarna redacteur van het liberale dagblad Der Beobachter te Stuttgart en vervolgens ambtenaar aan de Universiteitsbibliotheek te Tübingen. Hij was bevriend met Uhland en Mörike.
Behalve literairhistorische werken schreef hij talrijke novellen en enige romans; ook vertaalde hij veel. Het bekendst bleef zijn Schiller-roman.Bibl.: (Voorn. werken): Schillers Heimatjahre (3 dln 1843); Tristan und Isolde (Gottfr. v. Strassburg, übertr. und beschlossen 1844); Chateaubriands ausgewäblte Werke (vert., 7 dln 1844); Der Sonnenwirt (1855); Erzählungen (2 dln 1858); Zu Shakespeares Leben und Schaffen (1868); Deutscher Novellenschatz (met Paul Heyse, 24 dln, 1870/6); Novellenscbatz des Auslandes (met Paul Heyse, 14 dln, 1872/6); Sämtl. Werke (uitg. door H. Fischer, 12 dln, 1904); Briefwechsel mit Mörike (hrsg. v. H. Kindermann, 1919).
Lit.: Isolde Kurz, Mein Vater (1906, 3de dr. 1929)
