is een godsdienstwetenschappelijke term, die werd ingevoerd door de linguïst en godsdiensthistoricus Max Müller (1823-1900). Het heet ook wel Kathenotheisme en wordt gebruikt voor die soort van godsvoorstelling, die wel is waar het bestaan van vele goden laat gelden (monotheïsme* is het dus niet), doch zich telkens tot een bepaalde god richt (Kathenotheïst is hij, die „telkens één god” vereert), als ware deze de enig ware, verhevene en onbegrensde.
Een dergelijke religieuze houding is o.a. te vinden in de hymnen van de Indische Rigveda aan de god Varuna, in Egypte en Babylonië (hier vooral in de aan de maangod Sin gerichte hymnen). Een logisch conflict heeft het Henotheïsme voor deze volken blijkbaar niet gevormd.