Fries dichter (Jidskenhuzen 20 Aug. 1910), studeerde sociografie maar wijdde zich daarnaast aan letterkundige arbeid. Mede door zijn verblijf buiten Friesland ontwikkelde hij zich tot een der merkwaardigste Friese dichters.
Uit zijn van een zeer sceptische levenshouding getuigende poëzie spreekt een psychische verfijning, die verband houdt met een soms tot wanhoop leidend minderwaardigheidscomplex. Het grootste deel zijner verzen is verzameld in de bundel John (Assen 1948); technisch zijn zij niet altijd feilloos, maar zij treffen door hun eerlijkheid.Lit.: A. Wadman, Frieslands dichters (Leiden 1949); F. Schurer, P. J. Terpstra, A. Wadman, in: De Tsjerne IV, p. 97, 156 en 216 w.; F.
Sierksma, in: De Tsjerne III (1948), p. 257 w.; O. Postma, in: De Tsjerne IV (1949), p. 65.