is in het systeem van A. W.
Eichler de naam voor een plantenorde van de groep der Dicolylen en de afdeling der Choripetalen. Zij omvat houtgewassen met regelmatige, 4-5-tallige bloemen met kelk en kroon, evenveel meeldraden als kroonbladen, een variabele discus en een meest bovenstandig syncarp gynaecium uit 2-5 vruchtbladen met apotrope zaadknoppen. Eichler rekent er toe de families der Celastraceeën, Hippocrateaceeën, Pittosporaceeën, Aquifoliaceeën, Vitaceeën en Rhamnaceeën. In het Nederlandse leerboek der plantensystematiek van C. A. J. A. Oudemans worden nog toegevoegd de families der Buxaceeën en Empetraceeën, die Eichler tot zijn volgende orde, die der Tricoccae, brengt, en de Staphyleaceeën, die Eichler niet noemt. In de nieuwere systemen is de naam Frangulinen door een andere rangschikking komen te vervallen.